Help ! wat te doen als er een ballenmagneet in het doel staat? De zoon van Willemien weet het wel…
Het hockeyteam van mijn oudste verliest elke wedstrijd. Daar lijkt niemand zich echt over op te winden. Voor zover ik wist mijn oudste ook niet. Zijn vorige team won alles, dus dat gevoel kent hij ook. Misschien dat hij na een verlies even stil is, maar dan niet lang. De sfeer in het team is opperbest.
Toch zat hij laatst in de auto ongelooflijk lang te foeteren over de vaardigheden van de keeper. Dat duurde de hele rit lang van een uitwedstrijd tot thuis voor de deur. Deze doelverdediger wordt door hem de ballenmagneet genoemd. ‘Een bal die er niet in zit, gaat het toch nog in als hij er is. Je snapt gewoon niet hoe hij het doet’, zo overpeinsde hij.
een ballenmagneet…
‘Het is een ballenmagneet. Soms geeft hij de bal nog een hakje als de tegenstander scheef slaat. Maar dat is niet alles. Ik begrijp het gewoon niet.’ Ik probeerde er nog tegen in te nuanceren met ‘iedereen moet het leren’ en ‘het ligt natuurlijk aan het hele team’. Maar nee, daar had hij geen boodschap aan. Dat het team prutst, kan. Van alles kan. ‘Maar weet je hoe het kan? Die gast heeft een magnetische gave, echt. Daar komt het door.’ Mijn poging zijn observatie in proportie te brengen maakte het er niet beter op. ‘Als hij er is en iemand slaat een meter naast het doel of helemaal mis, zit hij er toch in. Ik zweer het je. Dat doe je hem niet na hoor!’ sprak hij stellig. Dat zou ik nog zo net niet weten. Ik heb het nooit van mijn sportieve kwaliteiten moeten hebben. En mijn leeftijd helpt ook al niet mee.
Je weet dus maar nooit wat er zou gebeuren als ik het doel moest verdedigen. Maar nee. ‘Dit lukt je nooit. 100 procent zeker.’ ‘Ik heb stukken liever jou in het doel, al weet ik dat je het niet kan en dat je nog nooit hebt gekeept’ vond hij. Ik vatte dit voor het gemak toch maar op als een compliment. Met die pubers moet je daar niet te moeilijk over doen. Ik was er bijna stil van.
‘Het is stukken beter om niemand in het doel te hebben dan die ballenmagneet. Met die gave van hem weet je gewoon wat er gaat gebeuren’, hervatte hij zelfverzekerd. Ik mompelde zwakjes nog wat dingen terug over ‘niet zo aardig’ en ‘geen keeper mag niet’. Daar had hij geen boodschap aan. Het ging om harde feiten. Alles beter dan een ballenmagneet in je doel. Hij had nog liever zijn kleuterbroer in het doel, zuchtte hij. ‘Met zijn emmer Kapla. Of met een stick van K’Nex.’