roze zonnebril

Mespuntje moeder : roze zonnebril

We zijn op vakantie, de zon schijnt. In de HEMA kopen we zonnebrillen. Linde weet het meteen. Die rode, met witte hartjes. Ze zet hem vast op. Tijm weet het ook. “Roze is mijn lievelingskleur, mama,” zegt hij. Ik kijk moeilijk. “Roze is eigenlijk voor meisjes.” “Nee,” stampvoet Tijm, “roze is niet voor meisjes. Roze is mijn lievelingskleur.” Hij wijst naar een lichtroze bril, met bloemetjes. Tijm houdt ook van bloemen. Ik zucht, wat een gezeur.
De jongen houdt van bloemen, van roze. Waarom mag dat niet? Ik kijk Roel schuin aan. Die schudt zijn hoofd. “Nee, Tijm,” zeg ik, “niet die. Deze?” Ik wijs een groen-blauwe bril aan. “Nee,” schudt Tijm heftig. “Die vind ik niet mooi. Ik vind roze mooi.”

Arme jongen. Hij mocht ook al geen roze jas. Ik aarzel nu. Tijm wijst naar een andere bril. Een hard roze bril. “Ja maar Tijm, die is ook roze. Dat is een meisjesbril.” “Nietes. Het is geen meisjesbril.”
Ik twijfel weer, roep Roel erbij. Tijm kijkt naar Roel. Ik kijk naar Roel. Tijm wijst. Ik zie wat hij bedoelt. Roel’s poloshirt. Het is roze. Fuchsia roze met blauwe strepen. Dezelfde kleur als de bril. “Papa is geen meisje,”zegt Tijm. We kopen de bril.

Een echte jongen met een roze zonnebril

De volgende dag zijn we in de Efteling. Tijm zit in de trein. De zon schijnt, de roze zonnebril zit stevig op Tijm’s neus. Tijm kijkt blij om zich heen. Tijm is gek op treinen. Vooral stoomtreinen. Auto’s, graafmachines, vliegtuigen. Een echte jongen. Een echte jongen met een roze bril. Tegenover Tijm zitten drie meisjes. Ze zijn een jaar of acht. Ze giechelen. Meisjes van acht giechelen altijd. Tijm geniet zichtbaar. De meisjes giechelen weer. Ze wijzen naar Tijm. Ze grinniken achter hun hand. “Hihi,”ginnegappen ze, “dat jongetje heeft een roze bril. Dat jongetje heeft een meisjesbril.”

Tijm hoort het. Trots wijst hij naar zijn bril. “Mooi hè,” zegt hij. “Ik heb een roze zonnebril.” Zelfverzekerd duwt hij de bril vaster op zijn neus. Schenkt ze een glimlach, ontwapenend en onbevangen als een driejarige dat kan. De meisjes lachen terug. Zetten hún zonnebrillen op. Trekken gekke bekken naar Tijm, en Linde met haar rode bril met witte hartjes. Allemaal schateren ze nu.

De boze wereld

Het liep goed af, maar ik heb me iets gerealiseerd. Over de boze wereld. Ik houd er een knoop aan over in mijn maag, een knagende onzekerheid. Trots, enerzijds, op mijn stoere zoon. Hij trekt zich nergens iets van aan, is wie hij wil zijn, draagt wat hij mooi vindt, zonder gêne. En het werkt. Maar de wereld is hard, je kunt hem niet blijven zien door een roze zonnebril. Kinderen, vooral, kunnen bikkelhard zijn. Zou ik Tijm moeten beschermen, tegen zichzelf, tegen zijn roze voorkeur? Of moet ik hem vrijlaten nu het nog kan, voordat de wereld hem overneemt en klasgenootjes, televisie en mode zijn smaak zullen bepalen. Zal hij zich braaf conformeren, blauw, groen en rood dragen als alle jongetjes?
Waarschijnlijk wel. Maar vergeten zal ik hem nooit, dat stoere jongetje in de trein. Die echte jongen met de roze bril

Lees meer van een mespuntje moeder

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *